houden van mijn eigen lijf
Inmiddels zit de langste afstand (32 kilometer) van mijn marathon training erop en heb ik allemaal dingen ontdekt. Dat ik tien kilometer per uur kan lopen bijvoorbeeld. En dat ik dat waarschijnlijk niet de hele marathon ga volhouden.
Ik ken ook een aantal nieuwe termen. Zoals hongerklop en lopersdiarree. Nooit van gehoord tot ik het meemaakte. Het zijn termen die je liever uit boeken leert dan uit eigen ervaring, maar goed, beter tijdens de training dan internationaal uitgezonden 😉
Met wat aanpassingen in mijn voeding (dadel verslaving is nu echt niet handig meer) gaat het nu goed.
Dat heeft het me alvast gebracht.
Ik luister beter naar wat mijn lijf nou eigenlijk nodig heeft. Niet naar mijn ego, dat graag zoveel mogelijk gelegenheden aangrijpt om met eten (hoewel puur en dan lijkt het of ik heel gezond bezig ben) te verdoven wat het niet wil voelen.
Heb je een eetstoornis (nooit zo benoemd, misschien dat ik er nog eens iets over ga schrijven), ga dan een marathon lopen. Je kan dan echt niet anders dan luisteren naar je lijf, anders red je het niet.
Met de lange afstanden die ik loop, lijkt er soms geen einde te komen aan de kilometers maar de overgave daaraan is louterend. Er is even niets anders te doen. Alleen maar rennen. Tot de afstand is overbrugd.
En ondertussen voel ik dan de kracht die mijn lijf heeft. Daar ben ik zo dankbaar voor. Het is zo kostbaar.
Zo kwetsbaar. En zo om van te houden. Dat brengt trainen voor de marathon me ook. Houden van mijn eigen lijf.
Straks, maar dan moet ik wel binnen vijf en een half uur over de finish gaan, krijg ik ook nog een medaille. Eerst ging mijn ambitie niet verder dan de marathon kunnen uitlopen. Maar nu wil ik die medaille eigenlijk ook wel. Dus ik ga zorgen dat ik op tijd terug ben. Anders moet ik volgend jaar weer 😉